Luc De Vos: De wereld nu, dat is één grote speelplaats

Luc De Vos: De wereld nu, dat is één grote speelplaats


©jelle vermeersch

Interview Christophe Vekeman — De Morgen

Luc De Vos maakt niet alleen liedjes, hij schrijft ook boeken. 'Paddenkoppenland', een autobiografische roman, is zijn zevende exemplaar. Hij schrijft over opgroeien als katholieke arbeiderszoon, over de zoektocht naar geluk. 'Er staat geen zin te veel in.'

Iedereen zal het kunnen beamen: zingt Luc De Vos, dan heeft men aan een enkel lettergreepje genoeg om hem te herkennen. Voor Paddenkoppenland, zijn zesde roman en zevende boek, geldt opmerkelijk genoeg hetzelfde: in elke zin weerklinkt het geluid van een unieke ziel die zichzelf hoogst gelukkig prijst en terzelfdertijd zeer duidelijk in grote nood verkeert.

De Vos is dan ook zelf tevreden, zegt hij, over zijn nieuwste, ongegeneerd autobiografische roman over ene Ronny De Keyzer - een jongetje dat opgroeit in de jaren zestig en zeventig van de twintigste eeuw, en dat vervolgens zijn volwassen leven spendeert aan de zoektocht naar muzikale roem en andere vormen van liefde.

De Vos: "Ik ben ook tevreden over mijn vorige boeken, maar net als bij mijn platen heb ik het idee dat ik toch alsmaar beter word en het ambacht meer leer te beheersen. Het is een kwestie van ervaring, denk ik, en ik weet ook beter wat ik wil. Veel mensen zeggen: 'Vos, uw eerste twee platen, die waren machtig jong, en daarna is het allemaal een beetje hetzelfde gebleven.' Maar in mijn eigen perceptie was ik in die tijd een kieken zonder kop. Ik deed zomaar wat. Toen ik mijn eerste single opnam, was dat ook meteen de eerste keer dat ik een studio van binnen zag. Terwijl ik ondertussen, alles bij elkaar opgeteld, misschien wel al een heel jaar van mijn leven in de studio gezeten heb.

"Zeker bij dit boek heb ik hetzelfde. Het is een soort samenvatting van mijn eigen leven, en misschien klinkt het pretentieus, maar ik denk dat er geen zin te veel in staat: elke zin heeft een betekenis en verwijst naar andere dingen, naar mezelf, naar mijn leven of ook naar mijn muziek. Dat doe ik soms. In mijn vorige roman, bijvoorbeeld, heeft een hoofdstuk als titel 'Veronica komt naar je toe'. Dat is ook de titel van een liedje van ons."

Je zou kunnen zeggen dat Paddenkoppenland een sociologische roman is: net als in vorige boeken onderzoek je wat de invloed van een tijd(sgeest) is op het individu.

"Kijk, ik ben geboren in 1962, toch gebruik ik dikwijls het woord 'vooroorlogs' om de wereld waarin ik ben opgegroeid te omschrijven. En sommige mensen zullen mij misschien tegenspreken, maar Vlaanderen in het jaar 2014 kan ik niet anders dan een paradijs noemen. In mijn tijd werd er letterlijk gewacht met genieten tot de mensen eindelijk eens met vakantie konden. Terwijl de wereld nu, dat is één grote speelplaats.”

Misschien hemel je deze tijd wel zo op omdat je er op de een of andere manier niet volledig deel van lijkt uit te maken. Het veelvuldig gebruik door zowel Ronny als jou, van het woord 'meneer', doet redelijk anachronistisch aan. Weer of geen weer, je veegt ook altijd je voeten als je ergens binnenkomt.

"Ik houd altijd een zekere afstand. Ik denk ook constant: oei, als dat hier allemaal maar goed afloopt. Vroeger hoorde je mensen soms zeggen over iemand: 'Ga daarmee naar de oorlog.' Nu hoop ik dat het nooit meer oorlog wordt, maar het is wel een feit dat je jonge mensen vandaag niet meer de loopgraven in kunt sturen. Je kunt ze zo zot niet meer krijgen. Terwijl dat in 1914 blijkbaar nog erg gemakkelijk was.

"De tijden zijn veranderd, en in mijn beleving ligt de breuklijn bij de oprichting van VTM in 1989. Toen is de nieuwe samenleving begonnen. Misschien werden de mensen plots verstandiger, ik weet het niet. De mensen gingen in het hedonisme geloven. Ik heb de stad Gent beleefd in de jaren zeventig, en dat was een op sterven na dode stad. Maar begin jaren tachtig werd De Vooruit heropend, en kijk waar we nu staan.

"Het is naar dat soort veranderingen dat mijn hoofdfiguur, onze goede vriend Ronny De Keyzer, met grote ogen staat te kijken. Gelijk een uil op een kluit, zoals men dat uitdrukt in Gent. Zo van: wat gebeurt er hier? Zijn probleem is dat hij het talent ontbeert om aan al die veranderingen deel te nemen: hij ziet iedereen boven zichzelf uitgroeien, maar slaagt er zelf niet in om een carrière uit te bouwen als muzikant. Of misschien is het geen kwestie van talent, maar van pech. Dat bestaat, hè. Dat je door omstandigheden nét de trein mist."

Dat is jou in elk geval niet overkomen ?

"Ja, ik ben wel op die trein kunnen springen. Ik zat eenzaam op mijn kamertje, als jongeman, allemaal toffe liedjes te maken. Maar ik dacht toch algauw: dit moet door de wereld worden gehoord, het kan toch niet dat ik niet een keer een plaat kan maken. Ik vond het logisch toen ik rond mijn vijfentwintigste die kans kreeg, ik dacht dat iedereen het er wel over eens kon zijn, ook de mensen achterin de zaal, dat ik die verdiende. Op dat punt had ik gezonde pretentie, zal ik het maar noemen. Ik heb het ook altijd echt gewíld, weet je, ik heb altijd gehoord willen worden.

"In de literatuur ben ik eerder toevallig beland: de Standaard vroeg mij indertijd om een columnpje te schrijven, en zo is die bal aan het rollen gegaan. Maar ik vind literatuur iets fantastisch, en mijn hoop is dat de mensen zullen zeggen: 'Wauw, zulke goede liedjes maken, en dan ook nog die mooie boeken schrijven: wat is het toch een leuke jongen!"

Je wil geliefd zijn bij een breed publiek, maar Ronny De Keyzer heeft op zijn best een haat- liefdeverhouding met het volk waaruit hij voortkomt...

"Ronny voelt eerst nog wel een zeker mededogen met al die 'middeleeuwers' en 'paddenkoppen' die hem omringen, maar op den duur voelt hij toch pure haat, denk ik. Hij verliest zijn geloof in de mens. Hij woont bij zijn twee oudere zusters in en denkt er zelfs over, op een bepaald moment, om die met een hamer dood te kloppen.

"Zelf kan ik eigenlijk niet kwaad zijn, ik heb daar geen talent voor, al kan ik het milieu waarin ik opgegroeid ben wel nogal wat kwalijk nemen. Er is een tijd geweest dat ik trots was op mijn arbeidersafkomst - mijn vader werkte in de chemische industrie en is op zijn negenenvijftigste, net als al zijn collega's, aan kanker gestorven - maar achteraf bekeken was dat misplaatst. Je hebt er niets aan om in een dergelijke omgeving grootgebracht te worden, je krijgt geen tools aangereikt, vooral niet op sociaal vlak. Ik heb het nog altijd moeilijk om nieuwe mensen te leren kennen, zeker cultureel onderlegde mensen, ik heb altijd schrik om mij op te dringen. Dat is een gevolg van mijn opvoeding.

"En ja, ik vind het spijtig dat ik thuis niet meer ben gesteund in mijn drang naar 'het hogere'. Wij hadden één boek in huis: een omnibus van Ernest Claes, met daarin onder andere het machtige novellekkeFloere het fluwijn. Dat stond bij ons op de schouw. Dat is toch een groot verschil met de meesten van mijn vrienden en kennissen. Laat ons zeggen dat 90 procent daarvan in een soort van cultureel milieu geboren is. Soms komt het zelfs op het nepotistische af op mij over, dat ik denk: ja, maar zo is het niet moeilijk, natuurlijk, als je het allemaal met de paplepel krijgt ingegoten."

Maar draagt het feit dat jij jezelf op eigen kracht ontwikkeld hebt tot wie je bent ook juist niet bij aan je authenticiteit ?

"Dat is moeilijk te zeggen, natuurlijk. (Denkt na. Dan, met stelligheid:) Ik ruil van harte mijn authenticiteit voor een kindertijd in een betere omgeving. Dus voor mij mag je mijn authenticiteit hebben. Maar er valt niets te ruilen, het is gewoon zo: ik ben en blijf een katholieke arbeidersjongen. Dat is ook de reden, denk ik, waarom ik er niet tegen kan als mensen in dit paradijs hier nog altijd niet content zijn. Ik begrijp niet waar mensen zich over beklagen, we leven in de beste tijd die er ooit geweest is. Mijn katholieke opvoeding heeft mij geleerd: het eerste wat je moet doen, is solidair zijn. Vrede op aarde, dat werd er door de katholieken ingestampt, met prentjes van de arme kindjes in Afrika en zo. Maar tegenwoordig wordt 'solidariteit' bijna als een soort scheldwoord gebruikt. De Latijnse hoofdstuktitels in mijn boek verwijzen trouwens naar Bart De Wever; ik hoop dat de mensen die subtiele hint een beetje zullen begrijpen. Want het is ook een politiek boek, ja. In tegenstelling tot Ronny De Keyzer hebben de meeste mensen anno 2014 geen enkele ambitie. Die willen in het paddenkoppenland van de populist De Wever leven, en op zaterdagnamiddag eens naar de Ikea gaan, of naar Wijnegem Shopping Center. Terwijl ik dat niet kan, voor mij is dat de hel, en ik probeer daar zo ver mogelijk vandaan te blijven.

"Ik denk soms: misschien was mei '68 een ongelukje in de geschiedenis, een soort van tegenhanger van het absolute dieptepunt dat de Holocaust was. Een piekmoment. Misschien is het conservatisme wel de natuurlijke staat van de mens."

Zowel de eerste als de laatste zin van de roman suggereert dat het hoogst haalbare in dit leven de zorgeloosheid is. Dat is een bescheiden definitie van geluk.

"Echt geluk is alleen maar weggelegd voor kinderen, vrees ik, kinderen jonger dan vier. We kunnen dat nooit meer bereiken, maar het is onze plicht en onze taak, als mensen, om opnieuw zo gelukkig te willen worden. De gelukstoestand uit onze kindertijd blijft een na te streven ideaal, en het nastreven van een ideaal is iets waar altijd Gods zegen op rust, om het met Reve te zeggen. Het is namelijk iets heldhaftigs.

Uit Het werk van de duivel: 'Ik geloof dat ik er zoals de meeste mensen niet goed tegen kan - tegen geluk, bedoel ik.

"Soms kunnen mensen té gelukkig zijn ook. Neem Joy Anna Thielemans, een vrolijke jonge meid die een leuk leven leidt, leuke ouders heeft en een leuk lief, en die nu ook een lifestyleboek heeft uitgebracht. Ze loopt met haar geluk een beetje te koop, en ik zou in haar plaats net hetzelfde doen: hoe zou je zelf zijn? Ik ben dan ook heel blij in haar plaats, good for her allemaal, maar ik kan me wel voorstellen dat mensen haar als ergerlijk ervaren, of als deprimerend. Daarom vind ik dat achter in dat boek van haar het nummer van de een of andere hulplijn zou moeten staan.

"Maar neem mijn zoon van twaalf. Die zeg ik dikwijls: 'Jij gaat hier geen seconde zitten treuren, hè man. Niet jij, vooral niet jij! Vervelen? Hup, hier heb je honderd euro, ga maar naar de film. Nintendo nodig? Ga er één kopen. Koop er vijf.' Ik heb geen enkele kans gekregen, hij wel."

Maar kan je geluk zo rechtstreeks koppelen aan bezit?

"Dat is een vrees die ik inderdaad heb: ik probeer een zo vruchtbaar mogelijke bodem voor mijn zoon te creëren, maar misschien zal achteraf blijken dat mijn methode niet heeft gewerkt. Nu goed, ik hecht als vader ook heel veel belang aan zijn sociale opvoeding. Maar op een zeker moment moet je vooral kunnen loslaten, natuurlijk. En niet het soort van opmerkingen maken dat ik zelf zo vaak heb moeten horen: 'Zit ge weer op die gitaar te pingelen!? Stop eens met dat lawijt!' Nu zouden ze zeggen (overbeschaafd): 'Hé, onze Jonathan speelt gitaar! We sturen hem naar het conservatorium.'

Aanvankelijk heette je boek Onverwacht geluk, een titel die sloeg op de grote liefde die Ronny aan het eind tegen het welgevormde lijf loopt. Hoe gaat het verder, denk je, met die twee?

"Ik hoop in elk geval dat ze gelukkig blijven de komende veertig jaar."

En wat denk je?

"Ik denk dat hij zich sowieso gelukkig mag prijzen, Ronny: door die liefdeservaring is hij gelouterd, hij kan verder met zijn leven, hoe dan ook. Doordat hij - op zijn minst - even van het geluk geproefd heeft, is hij een beter mens geworden. Hij is gewapend. En dat is nodig, want de zoektocht naar liefde is zeer stresserend."

Aan de hand van welke twee personages uit de legendarische pre-VTM-serie De collega's zou je jezelf omschrijven

"Dan kom ik uit bij Van Hie en De Pesser, twee sympathieke plantrekkers die de hele tijd proberen er de kantjes van af te lopen. Een beetje rebelse jongens ook, die zich niet al te veel aantrekken van wat de mensen denken of zeggen, en die van loltrappen houden. Ik ben echt een loltrapper, hoor, man, echt waar. Tot mijn twaalfde heb ik ontzettend veel gelachen. Toen werd ik op kostschool gestoken en is het lachen me wel wat vergaan.

"Onlangs nog maakte ik een grap waarvan ik zelf vond dat zij op dat moment perfect was. Ik ging naar Pukkelpop, en op het perron hier in Gent kwam ik Bieke Purnelle tegen, een heel leuke maar wat strenge dame die zei: 'Ha Vos, gij hier!' Ik zei: 'Ja, Bieke, ik ga naar Pukkelpop.' 'Wel, dan moet gij die trein daar nemen en vooraan gaan zitten, want de trein splitst in Landen.' En ik antwoordde: 'Welke landen? Duitsland? Frankrijk?' Dat was zó goed gelukt, niet te doen. Dus ik ben echt wel een loltrapper, ja. Voilà."

Facebook icon
Twitter icon
terug naar boven