Als de stenen huilen
Als de stenen huilen
Een paar jaar geleden heeft Klein Jowanneke een toneel gemaakt over het Kiel en den Beerschot. Hij is toen met heel veel mensen gaan klappen: met ne kipper van den Beerschot die nog samen met Coppens had geshot, met een airhostess van Sabena die vroeger heel veel naar de Kongo vloog, met de dochter van Trees Max die mosselen op het Kiel verkocht en ook met een madam die ne klerenwinkel in d'Abdijstraat had.
Die madam was kwaad omdat de kant van de Abdijstraat waar zij woonde aan het verloederen was. Ze had ne prachtige Joodse naam die ik van haar niet mag verklappen. Die madam was bang. Bang voor vanalles.
Lang geleden was die madam een maske van dertien. Ze woonde toen nog niet op het Kiel maar in het centrum stad. Op nen dag brak den Oorlog uit. De Duitsers vielen binnen en die hielden niet van maskes van dertien met zwart haar en donker ogen. En toen hebben de ouders van dat maske van dertien beslist om hun dochter te verstoppen. Heel den oorlog lang hebben die haar verstopt. Vier jaar heeft die verstopt gezeten. Toen ze terug naar buiten mocht, was dat maske een vrouw. Een vrouw die vier jaar aan een stuk in den donker heeft gezeten.
En nu is dat maske van toen een madam van in de zeventig. En toen ik met haar ging klappen, wou ze niet dat haar stem wier opgenomen. Ik mocht het interview ook niet gebruiken. Ze was bang zei ze. Op een bepaald moment zei die madam het volgende: “Ik ben op het Kiel gaan wonen omdat er hier niks is dat mij nog aan den oorlog herinnert. Als ik in de stad over het straat loop, hoor ik de stenen nog huilen.”
Die madam heeft voor de rest van haar leven die klerenwinkel in d'Abdijstraat gehad. En daar vertelde ze prachtige dingen over. Eigenlijk had die madam pöezie moeten gaan schrijven. Luistert maar naar het volgend
's avonds
in de zomer
iedereen zat op straat
met den hond en de kat
allemaal mee aan de deur
met de geburen
de cinema was uit
madam kan ik bij u nog iets kopen
kan ik bij u binnenkomen
ja
ge zijt welkom.